W-hal TU/e
Onderwerp. Bedreigd en gered: W-Hal Technische Universiteit Eindhoven
Locatie Campus TU/e terrein
Ontwerp S. van Embden en J. Choisy
Bouw gereed. 1959
De W-hal is een centraal onderdeel van het TU complex. Op het knooppunt van loopbruggen werd de hal een centrum waarin ontmoeting werd ingezet voor onderwijs en kennismaking.
Kenmerkend zijn de transparante gevels, de opgespannen draagconstructie, het daklandschap, de galerijen en de visuele openheid binnen het gebouw. De hal is ontworpen volgens een consequent volgehouden stramien, dat door het hele complex van de eerste generatie is te herkennen. Van Embden gebruikte de meest moderne en eigentijdse constructietechnieken om de ruimten te overkappen. Daardoor heeft het gebouw een groots en wijds karakter.
Tussen 2010 en 2012 transformeerde Ector Hoogstad Architecten de W-hal, tot een nieuw universiteitscentrum. Gedeeltelijk werd de hal omgevormd tot een overdekt plein, dat het middelpunt werd van het vernieuwde terreinontwerp. Boven de hal is nieuwbouw gerealiseerd voor de faculteit Wiskunde en Informatica.
Door de studenten van Whypod werd er een debat georganiseerd over sloop of behoud van de W-hal, van de hand van de architecten S. van Embden en J. Choisy. het CvB heeft bij de gemeente Eindhoven destijds een sloopvergunning aangevraagd om een nieuw gebouw te kunnen realiseren. Een monumentenstichting vroeg de gemeente het bijzondere gebouw te beschermen, net zoals het Dr. Neherlaboratorium in Leidschendam van dezelfde architect inmiddels opgenomen is in de lijst van 100 aangewezen wederopbouw monumenten van cultuurminister Plasterk.
Diverse deskundige inleiders lieten hun licht schijnen over de problematiek. Het gebouw kende krachtige verdedigers in de persoon van Wouter Vanstiphout - die een waardevolle notitie over de betekenis van de W-hal schreef - en Wytze Patijn - die tot 2000 supervisor was van het Eindhovense campuscomplex - en geslaagde voorbeelden van hergebruik elders passeerden de revue. Architect Joost Ector en projectleider Herman Rikhof hadden de ondankbare taak om in het hol van de leeuw hun visie te verwoorden, die inhield dat het schier onmogelijk was gebleken om de bestaande bebouwing bouwfysisch, technisch en financieel op te waarderen voor toekomstig gebruik als centrale campusvoorziening met bibliotheek.
Gedurende de discussie bleek hoe het project door de opdrachtgever was aangepakt. Op een aanbestedingsoproep hadden enkele tientallen architectenbureaus zich aangemeld, uit die groep werden zeven architecten gevraagd aan de hand van nadere informatie en het programma van eisen een zogenaamde ‘visrepresentatie’ te geven. Vijf van de zeven bracht plannen met behoud van de bestaande W-hal, twee waaronder Ector Hoogstad stelden nieuwbouw voor, hetgeen door het College werd omarmd, mede omdat de anderen ‘op nadere vragen over bouwfysische onderbouwing van de behoud-gedachte geen adequaat antwoord konden bieden’, zoals Rikhof het verwoordde. Maar nu is het kenmerk van een visrepresentatie juist dat architecten slechts hun visie geven op de aanpak van het gevraagde programma. Die aanpak, incl. nadere studie naar duurzame oplossingen voor het gestelde probleem, betekent uiteraard dat er pas later en betaald aan feitelijke oplossingen kan worden gewerkt.
De overgrote meerderheid van de aanwezigen kon zich vinden in de slotstelling dat ‘de waarde van de W-hal ertoe moet leiden dat er een nieuw ontwerp komt waarin ook delen van de feitelijke W-hal worden opgenomen’.
Huidige situatie (2023):